Woordstudie Herder in Hebreeuwse en Griekse grondtekst
We weten allemaal wel wat een herder is. Toch komen we niet elke dag een herder tegen. Op de veluwe kun je nog kennis maken met een herder. In de serie woordstudies willen we deze keer het woord herder gaan bestuderen. In de betekenis van de Hebreeuwse en Griekse grondtekst van de Bijbel blijkt dat het beroep herder geen makkelijk beroep was. Als herder had men de taak om te 'zorgen' voor water en voedsel. Een stel blatende schapen kan al behoorlijk irriterend zijn. Maar als 'herder' van een kerkelijke gemeente ligt dat nog weer even anders. De 'herder' heeft dan met mensen te maken met verschillende positieve en negatieve zaken. In de woordstudie stuiten we op verrassende ontdekkingen waaraan een (goede) herder moet voldoen en wat zijn takenpakket is.
Schapen weiden
Het Hebreeuwse woord voor (mannelijke)herder in het Oude testament is רֹעֶה, ‘roo’eeh. Wat kan worden vertaald met; ‘weiden’. Voortdurend bezig zijn te weiden, (laten)grazen, hoeden, zorgen voor, beschermen, voeden. Als je voortdurend met weiden bezig bent dan is ‘weider’ of ‘herder’ je beroep. Deze vorm van het werkwoord komt 83 keer voor in het Oude Testament. De vrouwelijke vorm רֹעָה ‘roo’ aah komt 1 keer voor. In Genesis 29: 9 is het Rachel die ‘weidende’ was. Ze was herderin (roo’aah’). In het Nieuwe Testament kun je in de Hebreeuwse vertaling lezen over de roo’eeh toov,(de Goede Herder) dat is in Joh.10: 14. Het getuigenis van de Here Jezus over Zichzelf.
Eerste herder
Habel was de eerste herder (Gen. 4: 2) omdat hij onafgebroken de schapen (kudde) aan het ‘weiden’ was. Het weiden geldt niet alleen voor de schapen maar ook voor mensen onder elkaar. Zo lezen we in Gen. 4: 9 waar God aan Kaïn verantwoording vraagt over de zorg voor zijn broer Habel. Kaïn antwoordde: ‘ben ik mijns broeders hoeder?’(SV Jongbloed) De NBV vertaald het met; ‘moet ik soms waken over mijn broer?’
Koning
In oud Oosterse literatuur werd ‘herder’ toegepast op regerende koningen. Het Oude Testament meld daar niet zo veel over. Geen van de koningen van Israël draagt de titel herder. Deze terughoudendheid kan verklaart worden door het feit dat men vond dat menselijkerwijs gesproken niemand aan de verwachting van God kon voldoen als leider.(herder)
Wie worden in de bijbel als herders aangewezen?
God
De Heere Zelf is de Herder. ( De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken) Ps. 23: 1. In Ezechiël 34:15 staat ‘ik zal mijn schapen weiden en Ik zal ze legeren, spreekt de Heere, HEERE)
Micha 5: 3 wijst Christus aan als Herder: ( ‘En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van de Naam van de HEERE, Zijn God..’) In Johannes 10: 14 staat het vervolg van Ezechiël 34 waar de Here Jezus van Zichzelf getuigt: ( ‘Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen, en word door de Mijnen gekend…’
De koning
De stammen van Israël zeiden tegen David: ( ‘…ook heeft de Heere tot u gezegd: Gij zult Mijn volk Israel weiden, en gij zult tot een voorganger zijn over Israël…’)2 Samuel 5: 2
De leiders
Volgens Ezechiël 34 weiden de herders van Israël zichzelf. In hoofdstuk 22 staat beschreven over wie dat gaat:
- Priesters: ‘Haar priesters doen mij geweld aan, en zij ontheiligen Mijn heilige dingen…’(vs. 26a)
- Vorsten: ‘Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven, dien een roof roven, om bloed te vergieten, en om zielen te verderven; opdat zij gierigheid zouden plegen’ (vs. 27)
- Profeten: ‘Haar profeten nu pleisteren hen met loze kalk; ziende ijdelheid en hun leugen voorzeggende, zeggende: Alzo zegt de Heere HEERE! En de HEERE heeft niet gesproken.’
De eeuwige Ambtsdrager
De merkwaardige tegenstelling: Christus is Herder en Lam. Bij Hem moeten we zijn. De vervulling van alle werk lezen we in Openbaring 7: 16, 17 ( Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. Want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot de levende fonteinen der wateren…’)
Beschermen
De herder moet zorgen voor de welstand van de hele kudde.Hij zorgt ervoor dat ze samen uit en thuis komen. De herder houdt het juiste tempo. (Gen. 33: 13, 14 ‘…en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien men ze maar een dag afdrijft, zo zal de hele kudde sterven…, en ik zal mij op mijn gemak als leidsman voegen, naar de gang van het werk…en naar de gang van deze kinderen…’ Hij stelt zijn leven voor de schapen. (1 Sam. 17: 34-36) ‘… en er kwam een leeuw en een beer, en nam een schaap van de kudde weg. En ik ging hem na, en ik sloeg hem, en redde hem uit zijn mond…Uw knecht heeft zo de leeuw, als de beer geslagen…De herder zorgt voor voldoende voedsel. (Ps. 23: 1, 2) ‘…mij zal niets ontbreken. Hij doet mij neerliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.’
Zoeken
Niet alleen het grote geheel van de kudde heeft de herder op het oog, maar ook elk dier afzonderlijk. Daartoe heeft hij een slinger om een steen tot vlakbij dat beest te slingeren; het schaap schrikt en vlucht weer naar de kudde.
In Ezechiël 34: 4 lezen we over slechte herders ‘de zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebroken verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet terug, en het verlorene zoekt gij niet…’ De profeet Jesaja heet het er ook over(Jesaja 40: 11) ‘Hij zal de lammeren op Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogende zal Hij zachtjes leiden’. De herder zorgt voor bescherming door naar de schaapskooi te gaan en bij felle zon naar schaduwrijke plekken en bij slagregens naar de kloven in de bergen te gaan. Een herder mag zijn schapen wel scheren, maar niet villen! Eenmaal per jaar worden de schapen geschoren met een scherpe schaar. We lezen daarvan in Gen. 33:13 (En men gaf Thamar te kennen: Zie: uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren) Soms werd er in het vel van het schaap geknipt. (Jesaja 53:7b) ( ‘… en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders, alzo deed Hij zijn mond niet open…’)
Lijnen naar het Nieuwe Testament.
In het NT lezen we in Lucas 15 en Mat. 18 dat de herder het ene, afgedwaalde schaap opzoekt.
In Ezechiël 34 lezen we dat er ontrouwe herders zijn die het volk Israel niet weiden. In moeilijke tijden waren zij nergens te zien. Door de mond van Ezechiël veroordeelde God de valse profeten en leiders van het volk. Toen God later de verwoesting van Jeruzalem aankondigde was er niemand die in de bres kon staan tussen God en de mensen.
In het Nieuwe Testament is het Jezus die in de bres gaat staan tussen God en alle mensen over de gehele wereld.
In het Grieks wordt ‘herder’(poi’men) vertaald met; degene aan wiens zorg en beheer anderen zich hebben toevertrouwd, en wiens voorschriften zij opvolgen. De ‘poi’men’ moet volledig betrouwbaar zijn! ‘Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen’. Johannes 10: 11 . Goede>ka’los; sterk, geschikt en bekwaam voor bepaalde doeleinden.
Taken
De taken van een herder in het Midden Oosten ten tijde van NT komen overeen met de omschrijving uit het OT.
- Waken tegen vijanden die de schapen probeerden aan te vallen
- De schapen verdedigen tegen aanvallers
- De gewonden en zieke schapen verplegen
- Verloren of in een strik gelopen schapen zoeken en redden
- De schapen lief te hebben
- Leven met de schapen te delen en hun vertrouwen te winnen
Toepassing voor de gelovige van nu
Als christen lezen we nog steeds de Oud-en Nieuwe Testamentische beschrijving van het woord ’ herder’.
De toepassing voor de gelovige van nu richt zich op de taak en de gehoorzaamheid. De taak van de ‘weider’ houdt in het vermogen invloed uit te oefenen over een groep, om deze te leiden naar een doel, beslissingen te nemen voor, beschermen tegen gevaren en het fouten maken, en een voorbeeld/ model te zijn om de groep te laten groeien. De gelovigen die geweid worden zijn geroepen om zich onder de leiding en toewijzing van een ‘weider’ (herder) te scharen. Hiermee wordt bedoeld dat gelovigen gemeente zijn als een kudde en luisteren naar de stem van de gemeentelijke herder en de stem van de Goede Herder, Jezus Christus. God Zelf wijst mensen aan die een gemeente moeten weiden. Als we niet naar de stem van de ‘weider’ luisteren en gehoorzamen, dwalen we af.
Verantwoordelijkheid
Voor de ‘weider’(herder) zelf geldt dat hij een grote verantwoordelijkheid heeft.
De bovenstaande woordstudie wijst op eigenschappen, plichten, taken en toewijding van ‘een weider’ van een gemeente.
Het participium van het woord ‘weiden’ wijst er op dat het een taak is waar je voortdurend mee bezig bent. Dag en nacht. Zeven dagen per week. De herder heeft een grote verantwoordelijkheid voor de groep en de enkeling. Hij brengt de ‘kudde’ naar de grazige weiden van Gods Woord of niet, maar buiten Christus, de goede Herder, gaat het ‘schaap’ of de ‘kudde’ verloren.De weidende( de herder) moet de mensen kennen en de mensen moeten de weider kennen. Hij moet zoeken wat afdrijft en afhaakt. De weidende moet de gevaren(valkuilen) voor de kudde markeren. Hij moet bemoedigen, waarschuwen( het steentje en de slinger) De ‘weider’ moet ‘flink’ zijn(Griekse vertaling NT). Niet weglopen als het gevaarlijk of moeilijk wordt.