Joods religieus onderwijs: de Bijbel en rabbijnse scholen
In Deuteronomium 6:7 wordt de Israëlieten opgedragen om hun kinderen de woorden van God in te prenten en met hen er zoveel mogelijk over te spreken. Dit gebod vormt de basis voor het religieuze onderricht bij het Joodse volk. Het doel van dit onderricht is dat het volk Israël, een koningschap van priesters, een heilige natie' zou worden, die geheel volgens de voorschriften van God zou leven. Aandacht voor de rabbijnse scholen: Hillel en Sjammai, Gamliel, sjoel, cheider en jesjieva.
Het religieuze onderricht in de Bijbel
Het onderwijs bestond uit twee aspecten:
- kennis van de geboden
- kennis van de roemrijke geschiedenis van het volk Israël.
Ook de Joodse feesten droegen een educatief karakter. Jaarlijks werd men gedurende de verschillende festiviteiten herinnerd aan de gebeurtenissen uit het verleden. Zo moest b.v. op de vooravond van Pesach, tijdens de seider-maaltijd, de jongste aan tafel aanwezige vragen waarom deze avond anders was dan andere avonden. Hierop gaf dan de vader van het huisgezin antwoord, door uitgebreid te verhalen, hoe God vroeger het volk Israël op wonderbaarlijke wijze uit de slavernij van Egypte had gered!
Er waren waarschijnlijk geen religieuze scholen. Wel waren er scholen voor het onderricht aan speciale groepen, zoals profeten en schrijvers. De voornaamste taak lag bij de ouders.
Rabbijnse scholen
Na de Babylonische ballingschap, in de eeuwen voor de jaartelling, ontstonden de zogenaamde rabbijnse scholen. Deze waren verbonden aan de synagoge. In Jeruzalem alleen al waren 480 synagogen, waaraan een school was verbonden. Er waren twee afdelingen: beit-sefer (voor beginners) en beit-talmoed (voor gevorderden, zowel religieuze als wereldse vakken).
De scholen hadden vaak beroemde rabbijnen, zoals van Sjammai en Hillel (en later Gamliel, de kleinzoon van Hillel, waarbij Paulus nog op school had gezeten).
Verwoesting Tempel
Na de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem hield de Joodse staat op te bestaan. Maar het Joodse volk wist te overleven dankzij de rabbijnse scholen en het grondige onderwijs. In de synagogen en de scholen werden de overleveringen van de vaderen aan het volgende geslacht doorgegeven.
Sjoel
In het Jiddisch werd de synagoge aangeduid met 'sjoel' van het Duitse woord 'Schule' (school). De synagoge was niet alleen een om te bidden, maar ook om te leren: beit midrasj.
Cheider
Het Joodse onderwijs begint al vroeg. Een Joods jongetje van drie gaat naar de cheider (kamer - chader). Dit is te vergelijken met de basisschool alleen worden er religieuze vakken gedoceerd. In de eerste klas (van 3 tot 5 jaar) worden de elementaire begrippen van het Hebreeuws bijgebracht en leert men de gebedenboeken lezen. In de tweede klas (van 6 tot 7 jaar) leest men de Pentateuch en het commentaar van Rasji. En in de derde klas (van 8 tot 13 jaar) bestudeert men de Misjna en de Talmoed.
Jesjieve
Wanneer de Joodse jongen 13 is wordt hij religieus meerderjarig: Bar Mitswa. Dan gaat hij naar de jesjieve. Hier ligt ook de nadruk op religieuze vakken, zoals Talmoed en haar commentaren. De meeste jesjievot zijn tegenwoordig in de Verenigde Staten en Israël te vinden.
het hele leven studeren
Studeren gaat het hele leven door. De studie van de Talmoed is zo uitgebreid en complex, dat een heel leven niet voldoende is om al haar vragen te doorvorsen.
Lees verder