De opbouw van een Nederlandse stad

In veel Nederlandse steden vindt men wijken die sterk lijken op wijken in andere steden. Vaak trekken deze wijken een zelfde soort publiek, liggen ze op vergelijkbare afstand van het stadscentrum en kennen ze een zelfde bouwstijl. Dit komt omdat Nederlandse steden vrijwel allemaal te maken hebben gehad met de zelfde bebouwingsperioden. Dit artikel gaat in op de diverse bebouwingstypen die samen de Nederlandse stad kenmerken.

Het model van een Nederlandse stad

Als we er vanuit gaan dat een Nederlandse stad steeds aan alle kanten zou uitbreiden dan ontstaan er diverse "bebouwingscirkels". Vanuit een historisch stadscentrum vindt men dan steeds een laag met iets jongere woonwijken. Ieder van deze woonwijken wordt gekenmerkt door verschillende eigenschappen. We noemen dit geheel ook wel een "model van de Nederlandse stad."

Hoewel geen enkele stad precies in cirkels is uitgebreid, vindt men vaak alle genoemde wijken terug in Nederlandse steden. Ook komt de volgorde waarin zij vanaf het stadscentrum te vinden zijn vaak redelijk overeen met het model van de Nederlandse stad. In dit artikel neem ik met behulp van foto's en beschrijvingen de diverse wijken door.

Historisch stadscentrum

Het historisch stadscentrum wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel statige panden. De woonfunctie is hier vaak op de achtergrond geraakt. Men vindt hier met name winkels, horeca en kantoren. De bereikbaarheid per auto is hier vaak slecht. De smalle straten zijn vaak aangelegd in tijden waarin er geen auto's bestonden en koetsen slechts door rijken en ondernemers werden gebruikt. Ook voortuinen zijn in het historisch stadscentrum nauwelijks aanwezig. De ruimte in deze stadscentra was vaak schaars omdat men binnen de stadsmuren moest bouwen. Men betaalt in het historisch stadscentrum vaak hoge huurprijzen en koopsommen.

Er zijn overigens ook veel steden in Nederland die pas ten tijde van de industrialisering zijn gaan groeien. Zij kennen vaak geen historisch stadscentrum. In plaats hiervan vindt men van één of meerdere oude dorpscentra. Rondom of tussen deze dorpscentra vindt men bebouwing met centrumvoorzieningen. Voorbeelden van dergelijke steden zijn Tilburg en Eindhoven. Op Flevoland vindt men helemaal geen historische stadskernen omdat deze provincie pas in de jaren 60 is drooggelegd.

19e-eeuwse arbeiderswijken

Veel 19e-eeuwse arbeiderswijken zijn ontstaan doordat steden eind 19e eeuw snel begonnen te industrialiseren. Rond de zelfde tijd begonnen steden vaak voor het eerst buiten de stadsmuren uit te breiden. Ook kwam het voor dat aansluitende plattelandsgemeenten besloten op hun eigen grondgebied, maar tegen de rand van de stad, arbeiderswijken te bouwen. Hiermee werd de woningnood in grote steden opgelost en werd de dorpskas gespekt. De 19e-eeuwse arbeiderswijken worden gekenmerkt door eentonige bebouwing van lange rijen met huizen, smalle straten, geen voortuinen en nauwelijks openbaar groen.

De bebouwingsdichtheid is zeer hoog en van slechte kwaliteit. Er werden destijds weinig eisen gesteld aan woningen. Van belang was dat er veel arbeiders voor weinig geld gehuisvest konden worden. Sanitair is vaak pas later aangelegd in deze woningen. Tegenwoordig zijn veel van deze woningen nog altijd huurwoningen. De wijken worden vaak bewoond door mensen met een laag inkomen. Je ziet hier bovengemiddeld vaak migranten, studenten, werklozen en mensen met een minimuminkomen. In sommige steden worden deze wijken echter opgeknapt en raken ze door de gunstige ligging t.o.v. het stadscentrum in trek bij hogere inkomensgroepen. Voorbeelden van 19e-eeuwse arbeiderswijken zijn De Jordaan en De Pijp in Amsterdam en delen van Lombok in Utrecht. Beide wijken in Amsterdam zijn inmiddels flink in waarde gestegen.

Woongebieden 1901 – 1940

In 1901 werd in Nederland de zogenaamde "woningwet" aangenomen. Deze wet stelde kwaliteitseisen aan nieuw te bouwen woningen. Denk hierbij aan het aantal kamers, de aanwezigheid van een WC (dit werd door een rijksbijdrage gestimuleerd), de aanwezigheid van een keuken, maximaal aantal bewoners e.d. Om deze reden zijn woningen die gebouwd zijn tussen 1901 en 1940 vaak van redelijke kwaliteit. Er waren steeds vaker ook voortuintjes aanwezig en enig openbaar groen. De bebouwingsdichtheid was nog redelijk hoog maar gaf al ruimte voor een enkele auto. Door de enorme toename van het autogebruik en bezit sindsdien kennen deze wijken nu wel vaak doorstromings- en parkeerproblemen.

Met name de jaren '30 woningen zijn nu nog erg geliefd bij kopers op de woningmarkt. Zij hebben vaak de ideale mix van karakteristiek uiterlijk, gunstige ligging t.o.v. het centrum en redelijk wooncomfort. Typische kenmerken van dit woningtype zijn de donkerrode bakstenen en erker aan de voorkant. Tegenwoordig worden ook veel nieuwbouwwoningen in de jaren '30 stijl gebouwd. Voorbeelden van wijken uit de periode 1901-1940 zijn Zandberg en Belcrum in Breda, de Planetenbuurt in Haarlem, Tuindorp in Utrecht en Nieuwe Pijp in Amsterdam. Nieuwgebouwde wijken in "jaren '30 stijl" zijn bijvoorbeeld Koolhoven-west in Tilburg, Nieuw-Wolfslaar in Breda en Brandevoort in Helmond.

Woongebieden 1945 – 1960

Omdat er tijdens de Tweede Wereldoorlog nauwelijks nieuwe woningen werden gebouwd ontstond er na de oorlog in veel steden een tekort aan woningen. Daarnaast werden, met het oog op een betere toekomst, veel gezinnen gesticht en uitgebreid. Veel gemeenten zochten daarom een manier om goedkoop en snel veel nieuwe woningen te creëren. Het resultaat was de voor deze periode typische "portiekflat." Dit zijn appartementencomplexen, vaak in lange rijen, waarvan de appartementen bereikbaar zijn via deuren die uitkomen aan weerszijden van een gezamenlijk trappenhuis.

De flats hebben geen lift en daarom een hoogte van slechts vier (soms vijf) verdiepingen. Er is vaak enig openbaar groen en een gemiddelde bebouwingsdichtheid. Behalve wat parkeerruimte en een enkel speeltuintje of pleintje is er tussen de flats meestal weinig ruimte voor andere zaken. Door de snelle en goedkope bouw is de kwaliteit van de woningen matig te noemen. Op dit moment worden deze wijken daarom vaak opgeknapt of volledig gesaneerd. De wijken bestaan voornamelijk uit huurwoningen. Voorbeelden van dergelijke wijken zijn Carnisse (Carnisserbuurt), de Tarwewijk en Pendrecht in Rotterdam, Heuvel in Breda en Vrederust in Den Haag.

Hoogbouw in het groen

In de jaren 60 was er in Nederland nog altijd sprake van woningnood. Een oplossing werd gezocht in het bouwen van kwalitatief goede en hoge flatgebouwen met lift waarvan de woningen via galerijen aan de buitenkant bereikbaar waren. Geïnspireerd door o.a. de ideeën van de bekende architect Le Corbusier (1887 - 1965) werden er wijken opgezet met tussen de hoge flats veel ruimte voor groen, sportfaciliteiten, scholen, winkels en een prima infrastructuur. In theorie leken deze wijken alles te hebben wat men nodig had om prettig te wonen. Zodra de portemonnee het echter toeliet bleken mensen echter liever een woning op de begane grond te kopen met eigen tuin. Om deze reden werden de flats uit de jaren '60 al gauw voornamelijk bewoond door etnische minderheden en Nederlanders met lage inkomens. Door langdurige leegstand van veel appartementen, het plaatsen van grote groepen minderheden door woningcorporaties en gebrek aan betrokkenheid/sociale controle in openbare ruimten veranderden veel van deze wijken in probleemwijken. Ook in deze wijken is reeds veel gesloopt en/of gerenoveerd. Voorbeelden van dergelijke wijken zijn de Bijlmermeer in Amsterdam, Ommoord in Rotterdam en Stokhasselt-Noord in Tilburg.

Woongebieden 1970-1990

Bij het bouwen van woonwijken in de jaren '70 en 80 had men duidelijk lering getrokken uit de hoogbouw van een decennium eerder. Er werden vooral nog eengezinswoningen met voor- en achtertuin gebouwd. Typisch aan deze bouwperiode is ook de introductie van het woonerf. Kinderen moesten in deze erven veilig op straat kunnen spelen. Dit werd bereikt door allerlei snelheid- beperkende maatregelen zoals drempels, bochten en versmallingen. Door deze vele bochten en wat eentonige bebouwing werden deze wijken ook wel verdwaalwijken of bloemkoolwijken genoemd (van bovenaf hadden de wijken wat weg van bloemkoolroosjes). Doordat de wijken in veel gevallen ver van het stadscentrum liggen hebben de wijken voornamelijk een woonfunctie.

Kenmerkend aan de "bloemkoolwijken" is ook de ruime aanwezigheid van fietspaden, wandelpaden, speeltuinen en sportparken tussen openbaar groen. Vanwege gevoelens van onveiligheid is dit groen inmiddels flink gesnoeid of verwijderd. Om ruimtelijke segregatie tegen te gaan werden in deze wijken huizen van diverse prijsklassen door elkaar gebouwd. Ook werden er zowel woningen gebouwd voor de verkoop als voor verhuur via woningcorporaties. Voorbeelden van dergelijke wijken zijn Sterrenburg II en III in Dordrecht, Stroinkslanden in Enschede en Beijum in Groningen.

Woongebieden na 1980

In woonwijken die na 1980 zijn gebouwd zien we opvallend veel grotere woningen en villa’s afgewisseld met kleinere seriewoningen. Het stratenpatroon werd in eerste instantie speels aangelegd maar werd begin 21e eeuw steeds rechter. Huidige woonwijken kennen vaak een overzichtelijk stratenpatroon met rechte lijnen. Er is in de wijken veel ruimte voor fietsers en voetgangers. Woonerven hebben omwille van de doorstroom plaatsgemaakt voor 30-kilometerzones met ruime trottoirs en voldoende parkeerplaatsen. Met name de later gebouwde wijken hebben veel ruimte voor (het vasthouden van) water. Er is een ruime aanwezigheid van open groen, zowel in tuinen als openbaar. Voorbeelden van dergelijke wijken zijn Westerpark in Breda en Ypenburg in Den Haag.

Uitzonderingen

Hoewel veel steden kenmerken vertonen van het bovengenoemde stadsmodel is er geen enkele stad die hier volledig aan voldoet. Hieronder volgt een opsomming van veelvoorkomende afwijkingen:
  • Een doorlopende verbinding naar naburige stad of dorp: Deze wegen hebben vaak oudere bebouwing dan de omgeving en passen hierdoor niet in de wijkstructuur. De wegen dragen vaak de naam van de plaats waar ze van oorsprong naartoe hebben geleid. Bijvoorbeeld: Ginnekenweg (de oorspronkelijk weg van Breda naar Ginneken) of Amsterdamsestraatweg (de oorspronkelijke weg van Utrecht naar Amsterdam).
  • Dorpen die aan steden zijn vastgegroeid: Omdat dorpen vaak "eigen" wijken en groeiperioden hebben gekend zullen zij niet passen in de groeicirkels van de steden. Een voorbeeld hiervan is Princenhage in Breda.
  • Steden die bestaan uit aan elkaar gegroeide dorpen: Deze steden kennen vaak geen historisch stadscentrum. Dit zijn bijvoorbeeld Tilburg en Eindhoven.
  • Stadsvernieuwing: Daar waar oudere delen van steden worden gesloopt om ruimte te maken voor nieuwbouw verdwijnt de structuur van "schillen" zoals in het stadsmodel wordt aangegeven. Het onderscheid tussen de wijken vervaagt hierdoor ook. Met name in 19e-eeuwse arbeiderswijken, de wijken met portiekflats en hoogbouw gebeurt dit veel. Voorbeelden zijn de nieuwbouw in de Bijlmermeer en het Simonsterreijn in Feijenoord (Rotterdam).
  • Natuurlijk barrières: Niet ieder stuk land was even geschikt om op te bouwen. Ook dit verklaart de wisselende vorm van stadsuitbreidingen. Zo zijn veengronden niet erg geschikt om op te bouwen terwijl zandgronden zich hier prima voor lenen.
  • Ligging van havens, spoorlijnen en bedrijventerreinen: Ook deze doorbreken vaak de cirkels van het stadsmodel.
  • Gemeentegrenzen: Met name in het begin van de vorige eeuw was de ruimte voor stadsuitbreidingen vaak erg beperkt doordat veel land rondom de stadskernen in het bezit was van grotere plattelandsgemeenten.

Lees verder

© 2014 - 2024 Mvoetensen, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Probleemwijken in NederlandProbleemwijken in NederlandDe naam probleemwijk of achterstandwijk wordt voornamelijk gebruikt voor woonwijken met diverse maatschappelijke en infr…
Le Corbusier en de herziening van de stadLe Corbusier en de herziening van de stadLe Corbusier heeft een grote faam verworven met zijn ideeën over de Stad van de Toekomst. Hij liet zich hierdoor inspire…

Operatie Fall Weiss, inval van PolenOp 1 september 1939 viel Nazi-Duitsland onder aanvoering van Adolf Hitler Polen binnen. Dit was het begin van de Tweede…
Verplicht techniek is leuk, met leuke lestips groep 7 en 8Verplicht techniek is leuk, met leuke lestips groep 7 en 8Op de basisscholen wordt de leerlingen kennis bijgebracht in taal en rekenen en wereldoriëntatie. Wereldoriëntatie omvat…
Bronnen en referenties
  • Alle foto's en afbeeldingen in dit artikel zijn gemaakt door M.Voetensen
  • LeGates R.T. & Stout F. (2009). The City Reader. Fouth Edition. Cornwall 1996
  • Knox P.L. & Marston S.A. (2004). Places and Regions in Global Context. Revised 2nd edition. New Jersey 1998
  • Sectie D (2002) Breda 2002, na 750 jaar. Eerste druk. Breda 2002
  • http://www.architectenweb.nl/aweb/archipedia/archipedia.asp?ID=535
  • Maps.google.com
Mvoetensen (22 artikelen)
Gepubliceerd: 21-02-2014
Rubriek: Educatie en School
Subrubriek: Wereldorientatie
Bronnen en referenties: 6
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.