Volledige en simpele uitleg werkwoordspelling

Ontzettend veel Nederlanders – jong en oud, hoog- en laagopgeleid – hebben moeite met de juiste spelling van werkwoorden. Wanneer moet er nou een d of een t? En moeten ze dan allebei, of een van de twee? En hoe spel je het werkwoord als het een bijvoeglijk naamoord is? En dat terwijl het eigenlijk zo simpel is, mits het je een keer goed wordt uitgelegd en je er een paar keer op oefent. Hieronder een volledige en simpele uitleg van de Nederlandse werkwoordspelling, inclusief uitzonderingen en tips. We beginnen bij de basis: voor je bepaalt of er een uitgang (t, d, te, de, ten of den) achter een stam (de ik-vorm) van een werkwoord moet en welke uitgang dan precies, moet je eerst vaststellen of het werkwoord een persoonsvorm of een (onvoltooid of voltooid) deelwoord is.

De spelling van persoonsvormen

Als je met een persoonsvorm te maken hebt, moet je bepalen of het werkwoord in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat.

Tegenwoordige tijd

Het vormen van een tegenwoordige tijd is in principe simpel. Je hebt een standaard rijtje uitgangen die je achter de stam plakt (behalve bij de werkwoorden zijn, hebben, worden en modale werkwoorden).

1e persoon enkelvoudikstamwerkstartvind
2e persoon enkelvoudjijstam+twerktstartvindt
3e persoon enkelvoudhij of zijstam+twerktstartvindt
1e persoon meervoudwijstam+enwerkenstartenvinden
2e persoon meervoudjulliestam+enwerkenstartenvinden
3e persoon meervoudzijstam+enwerkenstartenvinden

Let op!
  • In het meervoud moet je soms een medeklinker verdubbelen, omdat je het woord anders verkeerd uitspreekt. Voorbeeld: 'ik bak', maar 'wij bakken' met twee k's. Dit principe pas je als het goed is automatisch toe.
  • Bij de 2e persoon enkelvoud is er soms iets vreemds aan de hand: als de persoonsvorm vóór het onderwerp (jij of je) staat, zoals dat bij vragen het geval is, dan vervalt de uitgang. Voorbeeld: 'je vindt dat leuk', maar 'vind je dat leuk?', zonder t dus.
  • Als de stam van het werkwoord op een t eindigt, voeg je natuurlijk geen extra t toe bij de 2e en 3e persoon enkelvoud. Voorbeeld: 'ik start', maar ook 'hij start', zonder extra t dus. Máár, en hier gaat het vaak fout, als de stam eindigt op een d voeg je gewoon een t toe bij de jij-vorm en de hij-vorm. Voorbeeld: 'ik brand' en 'hij brandt', met een extra t dus.

Tip: een werkwoord waarvan de stam níet op een d eindigt, kan bij de 2e en 3e persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd dus nooit op een d eindigen. Zo weet je dat het 'hij verft' is en niet 'hij verfd'.

Tip: als je het lastig vindt te bepalen of een persoonsvorm een t nodig heeft, vervang het dan door een werkwoord waarbij je het automatisch goed doet, zoals 'werken' of 'smurfen'. Het is 'jij werkt' en 'hij smurft' dus ook 'jij brandt' en 'hij vindt'. Het is 'werk jij' en 'smurf jij' dus ook 'brand jij' en 'vind jij'.

Verleden tijd

Bij het vormen van de verleden tijd van een persoonsvorm heb je twee mogelijkheden: een sterk of een zwak werkwoord. Sterke werkwoorden, zoals lopen en doen, hebben in de verleden tijd een heel andere vorm dan in de tegenwoordige tijd. Vaak verandert dan de klinker: 'ik liep' en 'hij deed'. Geen gedoe met t's of d's dus. De zwakke werkwoorden daarentegen, hebben wel een standaarduitgang, waarbij er weer een onderscheid is te maken tussen twee groepen:

t-woorden d-woorden
1e persoon enkelvoudikstam+tewerktestam+deleerde
2e persoon enkelvoudjijstam+tewerktestam+deleerde
3e persoon enkelvoudhij of zijstam+tewerktestam+deleerde
1e persoon meervoudwijstam+tenwerktenstam+denleerden
2e persoon meervoudjulliestam+tenwerktenstam+denleerden
3e persoon meervoudzijstam+tenwerktenstam+denleerden

Veel werkwoorden plaats je automatisch in de goede groep. Zo hoef je bij 'pakken' niet na te denken of het 'hij pakde' is of 'hij pakte'. Bij sommige werkwoorden zal je meer moeite hebben om te bepalen of ze een te(n)-uitgang of een de(n)-uitgang krijgen. In dat geval gebruik je het welbekende 'taxikofschip'. Als de stam van een werkwoord eindigt op een medeklinker uit het taxikofschip (dus t, x, k, f, s, ch of p), krijgt het een te(n)-uitgang. Dit gebeurt dus bij werken, maken, kopen, schaatsen, etc. Eindigt de stam níet op een andere medeklinker of überhaupt niet op een medeklinker, dan volgt een de(n)-uitgang. Dit is dus het geval bij leren, roeien, schrobben, kammen, etc.

Let op!
  • Er zijn een aantal werkwoorden waarin een medeklinker verandert zodra je van het hele werkwoord een stam maakt, zoals bij verhuizen – verhuis, verven – verf en razen – raas. Bij de bepaling van de uitgang ga je in deze gevallen níet uit van de medeklinker in de stam, maar van de medeklinker in het werkwoord. Voorbeeld: 'hij verhuisde', 'wij verfden' en 'ik raasde'. Kijk uit dat je deze regel niet onterecht toepast bij persoonsvormen in de tegenwoordige tijd: het blijft natuurlijk gewoon 'hij verhuist' en niet 'hij verhuisd'.
  • Bij werkwoorden waarvan de stam al op een d of t eindigt, zoals branden of starten, moet je ook gewoon de hele uitgang erachter plakken. Voorbeeld: 'hij startte' en 'ik brandde' en niet 'hij starte' en 'ik brande'.

De spelling van deelwoorden

Je kunt deelwoord wederom in twee groepen indelen: de voltooide en de onvoltooide deelwoorden. De beruchte voltooide deelwoorden zijn berucht vanwege de vele spelfouten die erin gemaakt worden.

Onvoltooide deelwoorden

Dit zijn werkwoorden die weinig problemen in spelling met zich meebrengen en die daarom niet uitvoerig behandeld zullen worden. Voorbeelden zijn 'doende', 'spelend', 'lerende' en 'groeiend': altijd werkwoorden die eindigen op -end en -ende.

Voltooide deelwoorden

Ook bij voltooide deelwoorden zie je een verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden. De sterke werkwoorden eindigen op -(e)n, zoals te zien is bij gelopen, gedaan en gezien. Bij zwakke werkwoorden wordt het voltooid deelwoord gevormd door de stam van het werkwoord te nemen en daar voor- en/of achtervoegsels (ge-, -d, en -t) aan toe te voegen. Om te bepalen of er een d of een t achter het deelwoord moet pas je dezelfde truc toe als bij de persoonsvormen in de verleden tijd: het 'taxikofschip' (zie kopje Verleden tijd).

t-woordend-woorden
ik/jij/hij/zij/wij/jullie/zijgewerkt, gestart, verzaaktgeleerd, gebrand, verhuisd

Let op!
  • Ook hier geldt de regel dat je bij werkwoorden waarvan de medeklinker verandert (verhuizen, verven, razen), uitgaat van de medeklinker in het hele werkwoord. Voorbeeld: 'hij is verhuisd', 'ik heb geverfd' en 'wij hebben geraasd'. Kijk uit dat je deze regel niet onterecht toepast bij persoonsvormen in de tegenwoordige tijd: het blijft natuurlijk gewoon 'hij verhuist' en niet 'hij verhuisd'.
  • Zwakke werkwoorden die al op een d of t (branden, starten) eindigen hoeven geen extra uitgangsletter. Voorbeeld: 'hij is gestart' en 'hij heeft gebrand' en geen rare constructies zoals 'hij heeft gebrandd' of zelfs 'hij heeft gebrandt'.

Lees verder

© 2013 - 2024 Fienekej, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Werkwoordspelling: uitleg tegenwoordige en verleden tijdWerkwoordspelling: uitleg tegenwoordige en verleden tijdVeel Nederlanders vinden de werkwoordspelling moeilijk. Eigenlijk zijn de regels simpel, vooral gebruikt in de tegenwoor…
De werkwoordspellingDe werkwoordspellingNederlands is voor vele mensen een moeilijke taal. Zelfs wij, de Nederlanders zelf, maken regelmatig dezelfde soort taal…
Werkwoordspelling uitgelegd: de tegenwoordige tijdWerkwoordspelling uitgelegd: de tegenwoordige tijdHet spellen van werkwoorden lijkt erg ingewikkeld en levert vaak problemen op. Hoe zat het ook al weer met -dt in de teg…
De spelling van de werkwoorden: dt-fouten vermijdenDe spelling van de werkwoorden: dt-fouten vermijdenLeraren Nederlands merken vaak dat de spelling van de werkwoorden, ook voor leerlingen die het Nederlands als moedertaal…

Wanneer gebruik ik 'hun', 'hen' of 'ze'?Taalgebruik en spelling blijft voor veel Nederlanders een heikel punt. Vooral het verschil tussen 'hun', 'hen', maar ook…
Motto's en wapenspreukenWie heeft er geen lijfspreuk? Het motto 'ken uzelf' hebben velen als credo. In de heraldiek komen we veel leuzen tegen.…
Fienekej (9 artikelen)
Laatste update: 02-05-2013
Rubriek: Educatie en School
Subrubriek: Taal
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.