Toetsen, examens, tentamens: waar/niet waar, meerkeuzevragen

Toetsen, examens, tentamens: waar/niet waar, meerkeuzevragen Iedere schoolcarrière staat er bol van: toetsen, testen, examens, tentamens, proefwerken, overhoringen. Met wat kennis van hoe waar/niet waar en meerkeuzevragen in elkaar gezet worden, kun je makkelijker voor het tentamen leren en betere scores halen op je proefwerken. Als je begrijpt over welke stof dit soort vragen gesteld worden en hoe ze geschreven worden, kun je slimmere technieken toepassen om tot een antwoord te komen. Zo heb je meer goede antwoorden en haal je een hogere score op de toets.

Introductie

Dit artikel zal twee vraagsoorten behandelen: waar/niet waar vragen en meerkeuze ofwel multiple-choice. Eerst wordt ingegaan op hoe deze vragen gemaakt worden, gevolgd door een onderdeel met uitleg hoe je beantwoording het beste aan kan pakken. Op die manier krijg je inzicht in de strategie die nodig is om de vragen beter te beantwoorden.

Waar/niet waar vragen

Dit soort vragen komen niet vaak voor in hele belangrijke toetsen, maar wel vaker in proefwerken of andere kleine overhoringen. De vragen bestaan uit stellingen waarvan je moet zeggen of deze waar of niet waar zijn, true of false, vrai of faux. Ze zijn heel simpel maar dodelijk: lees de stelling niet goed en je antwoord is fout.

Hoe worden waar/niet waar vragen geschreven?

Voor een testmaker zijn ze vrij eenvoudig te schrijven. Je neemt een stelling uit de tekst of het boek en eventueel verdraai je deze zodat die fout is. Omdat de gokkans 50% is, zie je deze vragen niet terug op belangrijke momenten. Daarvoor toetsen ze niet streng genoeg.

Voorbeelden
  1. Rusland is het land met het grootste landoppervlak ter wereld.
  2. Fotosynthese vindt plaats omdat groene bladeren chloroform bevatten.

Meestal gaan waar/niet waar vragen over specifieke feitenkennis zoals de voorbeelden laten zien.

Hoe beantwoord je waar/niet waar vragen?

De volgende zaken zijn van belang bij het goed beantwoorden van dit soort vragen: goed lezen, absolute termen, kwalificerende woorden, logica, lengte en gokken.

Goed lezen
Het is heel belangrijk om de stelling goed te lezen, zoals je kan zien in de tweede stelling van het bovenstaande voorbeeld. Een onoplettende lezer ziet chlorof en denkt "ja, dat is het." Maar het stofje dat cruciaal is voor fotosynthese heet chlorofyl. Een enkel woord kan de hele zin verdraaien.

Absolute termen
Een goede testmaker voorkomt het gebruik van niet omdat dit verwarrend is bij het geven van antwoorden, maar je kunt dit woord nog steeds tegenkomen. Let vooral op bij het gebruik van absolute termen zoals nooit, altijd, niets, alles, niemand, iedereen, etc. In deze gevallen hoef je maar één enkel voorbeeld te vinden die het tegendeel bewijst en de vraag is niet waar. Absolute termen zijn dus een sterke indicator dat de vraag niet waar is. Zie ook de eerste stelling in het voorbeeld hieronder.

Kwalificerende woorden
Het tegenovergestelde maakt dat een stelling juist vaker wel waar is. Woorden als meeste, minste, meestal, bijna, vaker, zelden, etc. kwalificeren de stelling.

Voorbeeld
  1. Aandelen worden altijd verhandeld op de effectenbeurs.
  2. De meeste aandelen worden verhandeld op de effectenbeurs.

De eerste stelling heeft de absolute term altijd en is niet waar. De tweede stelling heeft een kwalificerende opmerking de meeste waardoor de stelling wel waar is.

Logica
Let op de logica die wordt weergegeven in de stelling, omdat ook deze de hele stelling fout kan maken ondanks dat de onderdelen waar zijn.

Voorbeeld
Abraham Lincoln was beroemd omdat hij werd doodgeschoten door John Wilkes Booth.

Beide delen van de stelling zijn waar: Abraham Lincoln was beroemd en hij werd doodgeschoten door John Wilkes Booth. Maar de logische verbinding is niet waar. Abraham Lincoln was niet beroemd omdat John Wilkes Booth hem doodschoot, hij was al lang voor dat gebeuren een beroemdheid.

Lengte
De lengte van een stelling is ook van belang. Een goede testmaker zal alle stellingen een soortgelijke lengte geven, maar soms zitten er langere of juist kortere stellingen tussen. Een langere stelling is vaker fout, omdat elk deel van de stelling waar moet zijn om de hele stelling waar te maken. Kortere stellingen zijn vaker fout, omdat ze te kort zijn om alles te omvatten. Let wel, dit is niet absoluut altijd zo.

Patronen
Veel mensen gaan ervan uit dat de testmaker er altijd voor zorgt dat er evenwicht bestaat in de antwoorden. Als je tien waar/niet waar vragen hebt, zullen de meeste mensen neigen naar een 50-50 antwoord, dus vijf goed en vijf fout. Als er een sterke afwijking bestaat, bijvoorbeeld twee goed en acht fout, gaat men twijfelen, want dat kan toch niet? Ja, dat kan dus wel. Vervolgens denken mensen ook dat veel van hetzelfde antwoord achter elkaar automatisch niet goed is. Opnieuw, dit is een foute aanname. Het kan best zijn dat je zes keer achter elkaar fout moet antwoorden.

Gokken
Omdat je 50% kans hebt op een juist antwoord, gok altijd als je echt geen tijd meer hebt of geen idee hebt van het antwoord. Het is beter om iets in te vullen dan niets.

Bron: Geralt, PixabayBron: Geralt, Pixabay

Meerkeuzevragen of multiple-choice vragen

In vrijwel elke toetssoort komen multiple-choice vragen voor, meestal met vier keuzemogelijkheden maar soms met drie of vijf. Voor een testmaker zijn meerkeuzevragen heel handig, omdat je, als het een goede vraag is, over voldoende kennis moet beschikken om hem te kunnen beantwoorden. Het is dus een goede manier om kennis te toetsen. Maar ze zijn ook veel makkelijker en sneller na te kijken dan open vragen. Deze ideale combinatie zorgt ervoor dat multiple-choice een hele populaire vraagvorm is.

Hoe worden meerkeuzevragen geschreven?

Het is niet makkelijk om goede meerkeuzevragen te schrijven, omdat je meerdere verkeerde antwoordmogelijkheden moet bedenken. Alle multiple-choice vragen volgen hetzelfde patroon:
  • 1 goed antwoord
  • 1 fout antwoord
  • 1, 2 of 3 afleiders

De afleiders zijn cruciaal, want dit moeten verleidelijke antwoorden zijn. Iemand die niet genoeg weet, zou voor een van de afleiders kunnen kiezen. Alleen de testdeelnemers met voldoende kennis kiezen het juiste antwoord (de gokkers niet meegerekend).

Voorbeeld
Hoeveel planeten zijn er in ons zonnestelsel?
a. 7
b. 8
c. 9
d. 10

Het juiste antwoord is C, acht. A is een afleider omdat mensen misschien de aarde vergeten mee te tellen. B is een sterkere afleider omdat tot 2006 dit het juiste antwoord was. Toen werd Pluto gereclassificeerd tot een dwergplaneet en niet langer meegeteld als volledige planeet in ons zonnestelsel. D is het foute antwoord.

Instinkers zijn woorden als behalve of met uitzondering van.

Voorbeeld
Voor het schrijven denk je na over de volgende aspecten behalve
a. doel
b. illustraties
c. publiek
d. toon

Alle antwoorden moeten nu goed zijn met uitzondering van de ene foute, hier B. In dit geval heb je dus maar een afleider. Bij een goede vraag is de afleider net zo'n waarschijnlijke mogelijkheid als de juiste antwoorden.

Een andere, redelijk veelvoorkomende mogelijkheid is om de laatste antwoordoptie te geven als alle bovenstaande of geen van bovenstaande.

Voorbeelden
1. Howard Gardners theorie van meervoudige intelligentie bevat de volgende soort
a. Logisch-mathematisch
b. Muzikaal
c. Visueel-ruimtelijk
d. Alle bovenstaande

2. Howard Gardners theorie van meervoudige intelligentie bevat de volgende soort
a. Auditief
b. Coöperatief
c. Instinctief
d. Geen van bovenstaande

Sommige testmakers maken het je nog lastiger door verschillende antwoordcombinaties als optie aan te bieden, bijvoorbeeld a & b, a & c en b & c.

Hoe beantwoord je multiple-choice vragen?

De volgende zaken zijn van belang bij het goed beantwoorden van dit soort vragen: goed lezen, elimineren, patronen en gokken.

Bron: Albertogp123, Flickr (CC BY-2.0)Bron: Albertogp123, Flickr (CC BY-2.0)
Goed lezen
Het is cruciaal om de vraag en alle antwoorden goed te lezen. Let vooral op absolute woorden en negatieve termen. Deze kunnen de hele vraag of het hele antwoord omkeren. Vragen die gebruik maken van de optie zoals in het bovenstaande voorbeeld moet je op en speciale manier benaderen. De eerste soort is betrekkelijk eenvoudig: zodra je ziet dat twee van de mogelijke antwoorden juist zijn, kun je zeker zijn dat het antwoord alle bovenstaande moet zijn. De tweede soort is moeilijker omdat je hier zeker moet gaan dat geen enkele van de gegeven antwoorden juist is voordat je de optie geen van bovenstaande kiest. In beide voorbeelden is het juiste antwoord overigens D.

Elimineren
De meeste mensen gaan op zoek naar het juiste antwoord, maar het is beter om de omgekeerde strategie toe te passen: elimineren. Lees de vraag goed en bepaal welke antwoorden zeker fout zijn. Als er nu nog maar eentje over is, dan heb je het juiste antwoord te pakken. Als er meer overblijven, ga dan voor elk antwoord nadenken waarom deze fout zou kunnen zijn. Hopelijk kun je zo nog meer mogelijkheden uitsluiten en het juiste antwoord kiezen.

Patronen
Veel mensen denken dat hetzelfde antwoord niet te vaak achter elkaar kan voorkomen. Dit is niet waar. Het is misschien onwaarschijnlijk, maar als je vijf keer C hebt geantwoord, kan dat toch echt goed zijn. Laat je niet leiden door patronen in de antwoorden, want een goede testmaker zorgt ervoor dat die er niet zijn.

Gokken
Voor meerkeuzevragen geldt: beter een willekeurig antwoord dan geen antwoord. Als je geen antwoord geeft, is de vraag sowieso fout. Neem altijd een gok als je het echt niet weet of als de tijd bijna voorbij is. Je hebt sowieso 33%, 25% of 20% kans dat je toch nog het goede antwoord geeft.

Lees verder

© 2011 - 2024 Jantrao, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Examens, tips om goed te leren voor je eindexamensOp school heb je proefwerken, tentamens, toetsen, mondelinge en schriftelijke overhoringen. Allemaal verschillende toets…
Cito-scores interpreterenCito-scores interpreterenDe Cito-toets die eind groep 8 wordt afgenomen is bij de meeste mensen wel bekend. Er worden op de meeste scholen echter…
Het Cito leerlingvolgsysteemAlle kinderen in het basisonderwijs worden gevolgd met behulp van het leerlingvolgsysteem. De meeste basisscholen in Ned…
Tentamenvoorbereiding: een paar handige tipsDe tentamens of examens staan weer voor de deur. Zelfs voor de meest koele kikker kunnen de tentamens nog wel eens voor…

Examenstress, wat nu gedaan?De examenperiode is voor veel jongeren zwaar. Ze ervaren stress, zowel lichamelijk als psychisch. Voor sommigen lijkt de…
Certificate of Proficiency in English (CPE): Use of EnglishCertificate of Proficiency in English (CPE): Use of EnglishCPE is een examen voor Engels op het hoogst mogelijke niveau. Het deel Use of English is het derde deel van het schrifte…
Bronnen en referenties
Jantrao (202 artikelen)
Laatste update: 19-09-2016
Rubriek: Educatie en School
Subrubriek: Examen
Bronnen en referenties: 3
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.